Waarom het ene wel en het nadere niet?

Het is raar en het voelt raar. Het heeft iets met sfeer te maken. Met invloed van buitenaf. Met plaatselijke waardering. Met, ja, met wat?

Bij mijn buur had men twee honden en toen later die drie kinderen groot werden en trouwden, was het eerste wat ze kochten een hond. En zij verzorgden die honden uitstekend. Voor katten was er geen plaats. George, de jongste van de drie, kreeg het zelfs op een behaald moment met zijn vrouw aan de stok. Een discussie die eindigde met een scheiding. Zij was het beu om iedere dag die hondenharen uit de zetel te verwijderen. Al kon dat ook geen dagdagelijkse bezigheid geweest zijn. Maar, ja, het zij zo. George kon niet zonder Tarzan, zijn hond. De ex van George hertrouwde later met een man die van katten hield. Die moesten weg, dat was zo afgesproken. Daar was de nieuwe echtgenoot het roerend mee eens. Maar dan moest er een volière met siervogels komen en zij moest op drukke momenten maar inspringen. Geen probleem, bleek het.

Motocross was geweldig populair tijdens een periode. Lowieke doorkruiste heel België en ieder weekend was hij ermee op stap. Voor andere sporten of vrijetijdsbestedingen had hij geen tijd. Toen hij wat ouder werd en een nieuwe buur kreeg vissen de bovenhand. Ook zijn vrouw vond dat vissen een propere sport was. Na een motocrosswedstrijd was hij niet meer om aan te zien. Stof langs alle kanten. Ja, zo gaat dat nu eenmaal.

Luc reisde veel en Schotland was niet ver. Mooi land en dan die Schotse Spelen. Hij bezocht er in Schotland zeker drie. Later ontdekte Luc dat er in Nederland een grote organisatie bestond die over heel Nederland Schotse Spelen organiseerde. Ja, ook in België was er zo een organisatie met ook in Gent een jaarlijkse show. Hij was gewonnen voor de Schotse Spelen. Na enkele jaren stopte hij met deze activiteit en keek alleen nog naar de tv. En als je wil: ja, wandelen deed hij ook nog maar eerder beperkt en van café naar café.

Waarom laten we ons gaan voor het ene en waarom krijgt het andere geen vaste voet in onze vrijetijdsbesteding? Heeft het te maken met onze talenten? Met onze gezondheidstoestand? Met sterke figuren uit onze omgeving?

Is het geen beperking in onze cultuur dat wij ons zo verdiepen in een aspect van de vrije tijdsbesteding en minder of geen aandacht geven aan wat als een verrijking zou kunnen overkomen? En waarom voelen sommige mensen zich tot bepaalde sporten aangetrokken?

Wie kan daarop een antwoord geven? De verscheidenheid is zeker bijna onbegrensd. Positief is zeker dat mensen zich tot iets aangetrokken voelen en zo ook andere mensen leren kennen. Positief is ook dat men zo eigen talenten en mogelijkheden leert kennen, eigen beperkingen ervaart en kan werken aan zijn/haar persoonlijk leven

Iedere mens heeft meer mogelijkheden en talenten dan men vermoedt. Zich vastbijten in bepaalde sporten, actief of als toeschouwer, hoe meer je jezelf ontdekt. En dat is belangrijk.

Waarom het ene wel en het andere niet? Laat dat een open vraag zijn. Een zoektocht!

Alles beweegt

Alles beweegt, alles is in beweging. Ook alles wat schijnbaar roerloos weer en wind ondergaat. Ook dor gras kan nog vol leven zitten.

Alles verandert, sommige zaken zie je veranderen, anderen zie je maar na een paar dagen evolueren. Toch is alles in beweging.

Vijftig jaar terug kwam de eerste computer in de fabriek waar ik toen werkte. Honderd vijfenvijftig personen en één computer. Maar lang duurde dat niet. Een maand later stonden er in iedere bureau twee of meer van die robuuste grijze plastieken dozen met een soort schrijfmachineklavier. En dan begonnen de toepassingen, de apps, op de eerste rij te staan. Men kon de computer van alles laten doen en iedere dag meer en meer. Daar zat beweging in en nu nog na al die jaren, meer dan ooit: beweging, evolutie.

Maar heel onze samenleving veranderde. Men bepaalde hoe zwaar een op te tillen zak mocht wegen. Hoe groot een doos mocht zijn en waarvoor men zeker met twee moest zijn. Hadden mensen dan jaren boven hun beschikbaar vermogen gepresteerd? Of was de mens minder sterk geworden? Helemaal niet. Gewoon een vaststelling ter voorkoming van ongelukken en gezondheidsproblemen.

Iedereen ging naar de kerk, in onze regio en mensen hadden hun tijd nodig voor werk en gezin. Nu zijn er veel minder kerkgangers en hebben we allemaal meer tijd voor partner, kinderen en kleinkinderen. We kregen meer kansen om ons te kunnen uitleven. We kunnen nu evenveel, of zelfs meer, calorieën verbruiken in onze vrijetijd, ten opzichte van ons beroepsleven. Ja, sport en spel zijn zeer belangrijk geworden en dat is het ook. Maar gebruiken wij onze vrije tijd wel in de juiste verhouding? Kunnen wij met sport wel onze dagdagelijkse zorgen van ons afschudden? Ons lichaam meer spieren geven? Ons leren steeds meer openzetten voor onze geliefden?

Veel verandert, zit in beweging, maar beweging in welke richting? Hebben wij met ons druk vrijetijdsleven nog wel tijd om na te denken of we wel goed bezig zijn. Verrijken wij ons wel in ons menszijn? Wij beschikken allemaal over zoveel ongebruikte talenten; boren wij die niet eens aan? Slaan wij wel regelmatig een andere weg in? Een andere sport? Een andere hobby? Meer aandacht voor de keuzes van kinderen en kleinkinderen? Meer zoeken naar geluk, naar wat ons bindt?

Wat gisteren niet kon, kan vandaag misschien wel, en wat zal het morgen zijn?

Alles is in beweging. Alles wordt anders? Iedere dag biedt meer mogelijkheden? Kiezen wij iedere dag met wie wij samen op pad gaan, uit het ruime aanbod, dat ons morgen gelukkiger kan maken? Eens over nadenken! Met dank!

Langs straten en pleinen

Slechts enkele generaties na de grote verwoestende oorlog is alles overvraagd, zijn er geen plaatsen meer voor om het even wat. Volgebouwd en overrompeld. Wie staat voor wat?

Langs straten en pleinen leefden vroeger mensen, nu rijden er auto’s sneller dan toegestaan en goed voor de veiligheid van iedereen.

De pleintjes, gezellige hoekjes en kantjes, waren de ideale gelegenheden om te leren lachen met eenvoudige dingen en toestanden. Leren genieten van wat is en wat komen gaat.

Maar de pleintjes, nu al jaren veroverd door het verkeer, worden nog kleiner gemaakt door moderne constructies die gezellig moeten overkomen, maar alleen gezellig zijn op de tekentafel van een architect. Mensen zoeken nu naar kompanen, naar soortgelijken, naar zoekenden en overlevenden voor morgen.

Misschien zou het kunnen, maar neen, zo werkt het niet. Mensen vinden gezelligheid in het ongerijmde, in wat schabouwelijk overkomt. Laat mensen zelf hun pleintjes waarderen, met eigen inbreng.

Straten! De vroegere verbindingsweg tussen twee woonkernen bestond uit een fietspad met een bedding van afval van hoogovens (van stadsgas ook), een kasseiweg van nog geen drie meter breed en aan de andere kant van het fietspad een karspoor. Lands beide zijden was er een diepe gracht voorzien en soms een of twee rijen bomen, oud of jong, al naar gelang men beoefte had aan schaduw. Nu overal asfalt of beton. Grachten werden meestal riolen met een snelle doorstroming.

Het karspoor, ideaals voor de hoeven van de paarden, moest plaats ruimen voor asfalt en beton. De laatste jaren kregen de fietsen en aanverwanten, ruimte voor gewaardeerde snelheid.

Mensen werden terug tevreden. Verkeer sirculeerden

Armoede

Men heeft een hele zak graan

in de koele berging staan.

Daarmee kan men veel brood bakken.

 

Men geeft enkele korreltjes graan weg,

zo kan liefdadigheid volstaan,

maar geen brood bakken gaan.

 

Liefdadigheid is meer dan een deel

van wat we te veel hebben gekregen,

teruggeven en vragen of meer wenselijk is.

 

Armoede weg is veel meer dan genoeg te eten hebben,

het is dromen bij anderen koesteren

en levenskansen geven voor vandaag en morgen

De waarde van een gebed

Na de kerkdienst liep de kerk leeg. Priester Poppe moest nog wat opbergen in de sacristie en wilde even later de kerk sluiten. Plots ziet hij bijna verscholen achter een van de pilaren een oudere man zitten, aan zijn kleding te zien een boer. Iemand die wat rustig kwam zitten, omdat het goed warm was in de kerk? Misschien had die man al een paar uren werk achter de rug. Priester Edward Poppe twijfelde even en stapte dan op de man af. Wat zat hij daar eigenlijk te doen? Hij keek alleen maar naar het altaar. Hij had geen gebedenboekje ofzo in de hand. Gewoon maar zitten te zitten, dat kon hij misschien beter op een bankje buiten, naast de fietsenstalling.

De man keek naar de pastoor. Hij was gestoord in zijn doen en laten. Wat doe je, vroeg de pastoor. Ik bid, zei de boer. Ik kijk naar Ons Lieve Vrouwke en zij kijkt naar mij. Ik lach naar haar en zij lacht terug. Ik praat met haar en zij vindt dat goed. Ik bid op mijn manier en met mijn woorden.

Je kunt toch beter een gebedenboek gebruiken. Met mooie gebeden en verhalen. Mijnheer pastoor, zei de boer. Ik bid op mijn manier. Met mijn woorden. Die geleerde woorden begrijp in niet zo goed, maar wat ik als woorden uitspreekt begrijpt Ons Lieve Vrouwke heel goed, anders zou zij niet zo vriendelijk naar mij kijken. Mijn gebed komt recht uit mijn hart. Met mijn gebed vertel ik mijn leven aan haar. Ieder echt gebed is toch even waardevol als het recht uit je hart komt?

Priester Poppe knikte traag en verliet de kerk. Twee uur later kwam hij terug om de kerk te sluiten. De boer was weg. Merkwaardige man, dacht Edward Poppe. Is dat boerenwijsheid?

Priester Poppe overleed op 10 juni 1924 in Moerzeke. Hij was toen 33 jaar oud. Op 3 oktober 1999 werd hij zalig verklaard. In Moerzeke staat een mooi aandenken aan deze uitzonderlijke priester. Zeker eens bezoeken.

Frans Busschots

Kleine mensen

Tijdens een verre reis maakte ik in de voormiddag een grote wandeling, samen met mijn partner. Mooi landelijk gelegen: hier en daar wat heuvels, oude bomen en hoge hagen. Heerlijk landschap en een zacht weertje. Goed om uren in te kunnen wandelen. Genieten.

Maar het genieten hield plots op. Ik moest dringend naar de wc. Ja, lang kon ik niet meer wachten. Die hoge haag in de buurt kon ik daarvoor wel gebruiken. Ik naar die mooi verzorgde haag toe. Plots hoorde ik echter stemmen. Twee mannen die met elkaar vriendschappelijk stonden te praten. Wat nu? Voorzichtig keek ik wat verder. Ik zag een slagboom en een groot gebouw in de verte. Die twee mannen bleken soldaten te zijn. Een uniform en een wapen. Soldaten toch?

Lees verder