Toen Frans Busschots twaalf was,
ging hij naar Mechelen naar school.
De leraar Nederlands vond dat Frans zo’n mooie opstellen kon schrijven dat hij na twee keer het beste opstel geschreven te hebben – dat dan telkens in een speciaal boek mocht geschreven worden- geen opstel meer mocht schrijven in dat boek.
Anderen moesten ook en kans krijgen, vond hij. Dan begon Frans maar korte verhalen te schrijven.
Eentje werd gedrukt in een Nederlands tijdschrift waarin ook de leraar Nederlands teksten schreef.
Toen hij veertien was hielp hij op woensdagnamiddag bij de onderpastoor in de bibliotheek van de parochie. Hij mocht gratis lezen, anderen moesten 25 cent betalen per boek.
Hij las in een paar jaar tijd meer dan tweeduizend boeken.
In die periode besprak de leraar de boeken van Stijn Streuvels, vooral Alma met de vlassen haren.
Het verhaal boeide hem zo dat hij naar Stijn Streuvels schreef en vroeg of hij mocht komen.
Ook toen hij veertien was vroeg men hem om Chiroleider te zijn.
Eigenlijk wilde hij bij de fanfare, maar bij de Chiro had men ook een trommeltje
en op zoiets wilde hij wel slaan en muziek maken.
Maar na de eerste zondagnamiddag was hij gewonnen voor de Chiro!
Daar mocht hij elke zondagnamiddag vertellen voor een twintigtal jongens.
Eerst uit een boek, maar na enkele weken vertelde hij alleen eigen verhalen.
En verlegen dat hij was, zo de eerste keer voor een woelige ‘bende’ vertellen.
Snel kreeg hij de sfeer te pakken en men verlangde naar zijn boeiende verhalen.
Later vertelde hij ook in andere Chirogroepen.
Na achttien maanden leger (o.a. in Duitsland) terug als elektrieker bij een Brusselse firma, dochter van de ‘nationale elektriciteitsproducent’, waar hij snel opklom tot ‘chef-monteur’ en later nieuwe fabrieken elektrisch zou gaan uitrusten. Meestal in Wallonië.
Na de legerdienst maakte hij kennis met Ernest Claes, de bekende heimatschrijver.
Hij bezoekt hem twee keer in Ukkel, in de Stallestraat. Wat kon die man vertellen, vond Frans.
Frans engageerde zich in de parochie Berlaar-Heikant waar hij ook acht jaar Chiroleider was.
Werd ook lid van de kerkraad en later ongeveer dertig jaar voorzitter.
Hij stichtte een toneelkring voor kinderen en trok daarmee heel Vlaanderen rond.
Men speelde alleen zijn ondertussen bekende kindertoneelstukken en eindigde steeds met de groep aan een frituur in de buurt. Dit waren zijn mooiste jaren, zei Frans.
Hij werd ondertussen secretaris van VVT ( Vereniging voor Vlaamse Toneelschrijvers)en later van VVTS.
Als jurylid trok hij heel Vlaanderen door, tot soms vijf opvoeringen in een weekend.
Zo een veertigtal voorstellingen per jaar en dan gedurende twintig jaren.
Hij was bezeten door de toneelmicrobe.
Ondertussen had hij een massa teksten en vertellingen geschreven, ook in een bepaalde periode voor de Vrije Radio’s.
Hij is een veelschrijver.
Een man met bezieling die alleen een verhaal schrijft als hij er een stukje van zichzelf in kan leggen.
Verhalen moeten over mensen gaan.
Mensen van vlees en bloed.
Emoties horen er in thuis.
De levensechtheid benaderen is een echte betrachting.
Meer dan twintig jaar geleden stichtte hij samen met enkele vrienden toneelauteurs VTA (Vlaamse Toneelauteurs), een vereniging die alleen toegespitst is op promotie en ondersteuning van Vlaamse toneelauteurs. VTA wordt niet gesubsidieerd. De laatste jaren is Frans voorzitter van deze vereniging.
Frans schreef meer dan negentig toneelstukken van allerlei soort en genre. Meer dan honderdvijftig liedjesteksten en een aantal muziekstukken, want hij is naast auteur ook componist (lid van SABAM sinds 1984). Hij schreef ongeveer vijftien boeken.
De laatste jaren schreef hij romans, cursiefjes, toneelstukken, bijdragen voor Kerk en Leven en andere tijdschriften.
Het enige wat hij nog kan is schrijven, zegt hij al lachend.
En met dat schrijven zoekt hij nog niet te stoppen.
Schrijven is voor hem met woorden mensen boetseren,
die zouden kunnen geleefd hebben,
maar uit zijn fantasiewereld komen.
Mensen met herkenbare emoties waarmee men als lezer samen op pad zou kunnen gaan.