Mijn eerste liefje

Ik was acht jaar en zij zes. Maar naar de buitenwereld toe was ze wel tien of zoiets in de buurt. Welbespraakt, lief en zeer actief. Ook zeer mooi. Toch toen ik naar haar keek, in die periode.

Ik leerde haar kennen  op de zomerkermis. Niet op de paardenmolen of zoiets, maar aan de schietkraam. Ze had een pak frieten gekregen van haar oom Henry en daarmee had ze haar handen vol. Toen ze in de buurt van de schietkraam kwam, duwde een grote rosse kerel haar bijna omver. Ze weende en even leek het alsof zelfs de muziek van de paardenmolen stopte. Eigenlijk was er alleen maar een pak frieten op de plaveien gevallen. Eerst dacht ik ‘Wat een verwaand kind’, maar toen ik die zak frieten met die dot mayonaise op de grond zag liggen, kreeg ik er compassie mee. En ze had zo een mooi blauw kleedje aan. Ik raapte de zak op en plots weende ze niet meer. Ze keek lachend naar mij. “Neem maar”, zei ze vriendelijk. “Ik krijg het toch niet op. Ik heb nog goesting in een snoepje.”

Twee dagen later kwam ze naar mijn zuster om te spelen met de twee kleine poezen, die we onlangs gekregen hadden. Ik was in het fietsenkot mijn fiets aan het kuisen. “Uw broer is toch een vriendelijke jongen”, hoorde ik haar tegen mijn zuster zeggen. “Onze Raf? Dat is een pestkop. Als je dat een vriendelijke jongen noemt? Komaan zeg. Dan zul je nog veel over jongens moeten leren.” Mijn zuster was helemaal niet overtuigd van mijn vriendelijkheid en dienstbaarheid.

“Ik wil hem wel als zomerlief!” zei Maria.

“Allee!” zei mijn zuster! “Waar is je verstand!”

“Dat heb ik nog niet! Daar ben ik veel te jong voor. Maar van een zomerlief kun je soms veel leren”, hoorde ik eens. “Op tijd beginnen Julia! Het moet erg zijn als je ziet dat bijna alle jongens verpast zijn! Met een zomerlief doe je maar een zomer. Het is een soort probeersel. Een eerste stap in de wereld zetten!”

“Amaai zeg! Nu valt mijn mond open!”

“Vlug terug toe doen, Julia! Er vliegen hier van die grote vliegen rond.

Een paar maanden later verhuisden wij naar een ander dorp waar mijn ouders een bakkerswinkel openden. Ik moest ook helpen: meestal met de afwas. Met grote stoofpotten met soms nog nuttige overschotjes. Plots had mijn zus Julia een hele hoop andere vriendinnen. Mooie juffrouwen. Zo vergat ik Maria met haar pak frieten die nog goesting had voor een snoepje. Een paar jaar later zag ik haar in een supermarkt, maar ze scheen mij niet meer te herkennen. Toch bleef ze nog jaren in mijn gedachten voortleven. Nog wat later werd ze renner. Ze droeg een mooi pakje van een bekende fietser ploeg. Op een dag, na de aankomst van een wielerwedstrijd voor vrouwen, waar ze als eerste eindigde, viel plots haar drinkbus uit zijn houder. Ik stond in de buurt en raapte de drinkbus op. Ze keek naar mij. “Hallo, Maria! Wat wil je: een pak frieten of een drinkbus?” Ze keek naar mij. Ze stapte van haar fiets, plaatste die tegen een omheining. Ze pakte mijn hoofd met beide handen vast en omhelsde mij. Overladen met kussen op alle mogelijke plaatsen. Zelfs in bijna alle kranten, op de sportbladzijde, stond de foto van de winnares met haar ‘vriendje’.

Neen, het is nooit iets tussen ons geworden. Maar we zijn vrienden voor het leven gebleven. Een zomerlief voor het leven. Bedankt, Maria.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *